Categories
Research

Dissertation on EU Council transparency wins Dutch-Flemmish annual dissertation prize

On 1 November, the Dutch Association for Public Administration awarded Maarten Hillebrandt the Van Poelje Prize for his dissertation entitled Living Transparency. The development of access to documents in the Council of the EU and its democratic implications.

The Van Poelje Prize, which is named after Gerrit Abraham van Poelje, one of the founders of the discipline of publich administration in the Netherlands, is awarded once a year to the best dissertation written in the field of public administration. The jury report commended Hillebrandt’s dissertation for its “very relevant and topical new insights in the variation in transparency in different Council formations, the very rigorous conceptual and empirical work, based on document analysis, interview, and process tracing”. The dissertation is freely downloadable here. Other dissertations on the shortlist were written on co-production of public services (Carola van Eijk, Leiden University) and anti-corruption policy (Hortense Jongen, Maastricht University).

Below, Maarten’s word of thanks upon receiving the Van Poelje Prize is reproduced in English, followed by a Dutch translation.

Word of thanks upon receiving the Van Poelje Prize

Thursday 1 November 2018

Dear members of the jury, dear colleagues and other interested participants present today,

I would like to extend my sincere thanks for the awarding of the Van Poelje Prize 2017 to my dissertation. I feel, I dare say, a bit astonished to be receiving this prize, given the high quality of the work of the other competitors and the illustrious list of researchers in the field of public administration that have preceded me.

With the receiving of the Van Poelje Prize, also a personal “young researcher’s dream” is being fulfilled. When I first heard of the Prize some seven years ago –even before commencing my PhD project–, I recall thinking what an honour it must be to win it. And indeed I do feel very honoured today, so I can hereby confirm that hypothesis.

Dissertation work always comes into being through a certain interaction of researchers, and can only thrive when it is conducted within a challenging and supportive research climate. In my case, I owe gratitude to more people than I can here acknowledge. (Although I have done so reasonably elaborately in the preface to my dissertation, which, by the way, is freely downloadable from the UvA-website.) Still, I would like to explicitly mention and thank three factors of special significance.

In the first place, my promotors and co-promotor: Albert Meijer, present here today, Deirdre Curtin, and Joana Mendes, nowadays based in respectively Florence and Luxembourg. I am a strong advocate of the virtues of multi-disciplinary co-operation, and this wonderful combination of a former chemic-turned public administration scholar and two lawyers turned out, in combination with a very positive personal dynamic, to bring much good to my research.

Second, the research master that I followed at Utrecht University, the Erasmus University Rotterdam, and Tilburg University. The small-scale and high-quality education that my fellow students and I received there not only sharpened our skills as young researchers, but also opened the doors of interesting scholars –it is here that I first became involved in EU transparency research as a research assistant– and challenged us to take a deep and open-minded look at the larger trends in public administration and their impact on our society.

Third, the Amsterdam Centre for European Law and Governance, ACELG, where I worked on my dissertation with much pleasure. Although based within the walls of the Law Faculty of the University of Amsterdam, I was received there with open arms, and I have always felt very much at home there, and meanwhile gained much useful knowledge about lawyers and legal research. In particular, I was inspired by the ample attention for the societal significance of our scientific research, to which ACELG devotes much attention.

It is nowadays a common cliché, though not less true for that reason, to hold that we are living in an age of major transformation of our public life. The way in which societal and policy problems are understood changes fast, with large consequences for the functioning of, and public trust in the institutions that are supposed to address these problems.

This of course holds true a fortiori for the European Union, a project of political cooperation that in recent years seems to drag itself from crisis to crisis. The phenomenon of transparency forms a useful angle to locate and understand these changing reference frames. The notion of transparency forms a metaphor for the multiple and contradictory, but also changing and growing demands that citizens impose on the EU, in relation to such questions as the drawing of administrative boundaries and defining of political communities.

In the future, I would like to work further on a research agenda on the role and the functioning of transparency and other forms of institutional information. In particular, I would like to think about the influence of such information on public perceptions of the EU in relation to such democratic themes as accountability, participation, trust in politics and sense of community, but also regarding more administrative questions such as knowledge of the division of labour within the EU and the (mal)functioning of European decision making processes. The prize money that is attached to the Van Poelje Prize will certainly be of use in this regard.

Many thanks.

* * * * *

Dankwoord bij het ontvangen van de Van Poeljeprijs

Donderdag 1 November 2018

Geachte juryleden, beste aanwezige collega’s en geinteresseerden,

Graag wil ik mijn grote dank uitspreken voor het toekennen van de Van Poeljeprijs 2017 voor mijn proefschrift. Ik voel me, mag ik wel zeggen, een beetje verbluft deze prijs in ontvangst te mogen nemen, gezien het hoge niveau van mijn mededingers en de illustere lijst van onderzoekers op het terrein van de bestuurkunde die mij voorgingen.

Met het ontvangen van de Van Poeljeprijs gaat ook een persoonlijke “jonge onderzoekersdroom” in vervulling. Toen ik zo’n zeven jaar geleden –nog voor ik met mijn promotie aanving– voor het eerst hoorde van de Prijs, bedacht ik bij me wat een eer het zou moeten zijn om hem te winnen. En ik voel me vandaag inderdaad zeer vereerd, dus die hypothese kan ik hierbij persoonlijk bevestigen.

Een proefschrift ontstaat altijd binnen een bepaald samenspel van onderzoekers en komt alleen tot wasdom bij een uitdagend en ondersteunend onderzoeksklimaat. In mijn geval ben ik meer mensen dank verschuldigd dan ik hier kan erkennen. (Al heb ik dat al redelijk uitgebreid gedaan in het voorwoord van mijn proefschrift, dat overigens vrij te downloaden is op de UvA-website.) Toch wil ik hier graag drie factoren van bijzondere betekenis benoemen en bedanken.

Ten eerste mijn promotoren en co-promotor: Albert Meijer, hier vandaag aanwezig, Deirdre Curtin, en Joana Mendes, tegenwoordig werkzaam in respectievelijk Florence en Luxemburg. Ik ben een sterk pleitbezorger van de deugden van multi-disciplinaire samenwerking en ook deze wonderlijke combinatie van een voormalig chemicus-bestuurskundige en twee juristen bleek, in combinatie met een zeer positieve onderlinge verstandhouding, mijn onderzoek veel goeds te brengen.

Ten tweede, de onderzoeksmaster die ik volgde aan de UU, de EUR en de Universiteit Tilburg. Het kleinschalige en zeer hoogwaardige onderwijs dat ik daar met mijn medestudenten genoot scherpte niet alleen om onze vaardigheden als jonge onderzoekers, maar opende ook deuren bij interessante bestuurskundigen –het is daar dat ik als student-assistent voor het eerst kennismaakte met het Europese transparantie-onderzoek– en daagde ons uit met een diepe en onbevangene blik te kijken naar de grotere tendensen in het openbare bestuur en hun invloed op onze samenleving.

Ten derde, het Amsterdam Centre for European Law and Governance, ACELG, waar ik met veel plezier aan mijn proefschrift werkte. Hoewel gevestigd binnen de muren van de rechtenfaculteit van de UvA, werd ik er als sociaal-wetenschapper met open armen ontvangen en heb ik me er steeds zeer thuis gevoeld, en ondertussen veel nuttigs geleerd over juristen en juridisch onderzoek. In het bijzonder deed ik er veel inspiratie op met betrekking tot het maatschappelijke betekenis van ons wetenschappelijk onderzoek, waar binnen het ACELG veel aandacht voor bestaat.

Het is tegenwoordig een cliché, maar daarom niet minder waar, om te stellen dat we leven in een tijdgewricht van grote verandering. De manier waarop maatschappelijke en beleidsproblemen worden begrepen verandert snel, met grote gevolgen voor het functioneren van, en het publieke vertrouwen in, de instituties die ze dienen op te lossen.

Dit geldt natuurlijk a fortiori voor de Europese Unie, een politiek verband dat zich de laatste jaren van crisis naar crisis lijkt te slepen. Het fenomeen van de transparantie vormt een nuttige invalshoek om deze veranderende begrippenkaders te bestuderen en te duiden. Het idee van transparantie vormt een metafoor voor de meervoudige en tegenstrijdige, maar ook veranderende en toenemende eisen die burgers stellen aan de EU, met betrekking tot vraagstukken als het trekken van bestuurlijke grenzen en het definieren van politieke gemeenschappen.

In de toekomst wil ik verder werken aan een onderzoeksagenda naar de rol en het functioneren van transparantie en andere vormen van institutionele informatie. In het bijzonder wil ik verder nadenken over de invloed van zulke informatie op publieke percepties van de EU aangaande democratische thema’s zoals verantwoording, inspraak, vertrouwen in de politiek en gemeenschapsgevoel, maar ook met betrekking tot meer bestuurlijke thema’s als kennis van de takenverdeling binnen de EU, en het (dis)functioneren van Europese besluitvormingsprocessen. Het prijzengeld dat aan de Van Poeljeprijs verbonden is zal daarbij zeker van nut zijn.

Dank u wel.

* * * * *